14 juli 2006
Armoede in Leiden in de 19e eeuw
In de boekenreeks 'Leiden- de geschiedenis van een Hollandse stad', dat in het begin van de 21e eeuw is verschenen, lezen we onder meer over de armoedige omstandigheden, waarin Leiden in de 19e eeuw verkeerde. Een goot deel van de Leidse bevolking was in de 19e eeuw erg arm, zodat de zorg voor behoeftigen in de stad zeer belangrijk was. In 1816 werden er van de ca. 28.500 inwoners niet minder dan 10.600 bedeeld. In een strenge winter kon dat oplopen tot 15.000, zo lezen we in het derde deel van de serie, dat de jaren 1795-1896 bestrijkt.Gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw werd ongeveer 10 procent van de bevolking permanent bedeeld. In de jaren veertig nam het aantal bedeelden vrij plotseling fors toe door de duurte van levensmiddelen wegens misoogsten, epidemieen en het wegvallen van kostwinners. Rond 1850 telde Leiden ruim 36.000 inwoners waarvan zo'n 9 procent permanent werd bedeeld. In 1900 was de bevolking toegenomen tot ca. 54.000 inwoners, waarvan ruim 4 procent afhankelijk was van armenzorg. Dat Maria van den Bos- Taverne in 1827 in het Ceciliagasthuis overleed, betekende dat ook zij was aangewezen op armenzorg. De Van den Bossen werden mogelijk ''van de armen begraven'' in deze jaren. Later raakte men minder afhankelijk van de armenzorg.