8 december 2009

Armoede en arbeid; Leiden's 19e eeuw

Kenmerkend voor Leiden in de tweede helft van de 19e eeuw is de niet geringe bevolkingstoename van ruim 36.000 in 1851 tot ruim 45.000 in 1895. (Statistieken betreffende de Leidse bevolking uit het gemeenteverslag; bibliotheek gemeente-archief) Het mag duidelijk zijn dat dit van invloed was op de sociale structuur van de Leidse bevolking, met name op die van de beroepsbevolking. In de periode 1868-1894 steeg het aantal mensen dat werkzaam was in beroepen en bedrijven. Een ontwikkeling die samenhangt met het verhoogd aantal mensen dat dientengevolge meer voedsel, kleding en huisvesting ging 'consumeren.' Het aantal broodverkopers, vleeshouwers, kleer- en schoenmakers en timmerlieden nam gedurende de tweede helft van de 19e eeuw flink toe. Een groep die we zeker niet over het hoofd mogen zien was de groep van administratieve krachten, zoals de boekhouders, klerken en aanverwant kantoorpersoneel. De groei van de 'bureaucratie' werd mede in de hand gewerkt door de toename van het aantal bedrijven. Alles welbeschouwd kunnen we met recht constateren dat gedurende de periode 1850-1900 de dienstensector aanzienlijk groeide. De al eerder gemaakte opmerking dat de scherpe tweedeling van proletariaat/fabrikanten hier niet opgaat, is mede een gevolg van het feit dat juist de beroepen in de dienstensector zich zo ontwikkelden.