11 februari 2019
Weimar-economische moeilijkheden
De gehele periode van 1920 tot 1933 werd beheerst door de groei van economische grootbedrijven.De kleine middenstand vluchtte meer en meer in een wereld van politieke ideologieën die economische bescherming en sociaal prestige beloofden.Bovendien trad er in genoemde periode een zekere nivellering op binnen de middenstand zelf.De diepere achtergronden van deze centraliserende tendenties dient men vooral te zoeken in de sociale veranderingen die in de 19e eeuw optraden.Zo nam de bevolking bijvoorbeeld toe van 24,8 miljoen mensen in 1816 tot een slordige 67 miljoen mensen in 1914, gepaard aan een trek naar de stad en naar de economische centra in het westen van het land.Dit proces omschrijft men wel als massificatie, al werd het nationaal-socialisme waardoor veel middenstanders zich aangesproken voelden, eerder gevoed door mensen op het platteland en in de dorpen, dan door de stedelijke bevolking.Juist het proces van centralisatie echter, de groei van het aantal kapitalistische ondernemers dat grootgrondbezitters en burgerij ging overvleugelen, heeft de crisis van de middenstand in de hand gewerkt.Het gewicht van de zogeheten nieuwe rijken of ' nouveaux riches' nam nog toe door de gevolgen van oorlog en inflatie.Zij verdrongen de traditionele middenstand en de kleine middenstanders.Het waren deze groepen die zich achtergesteld begonnen te voelen, vooral vanaf 1929.