2 februari 2007
Johannes Bavelaar
Zijn vrijgezellentijd: 1899-1944
Johannes Bavelaar werd op 4 september 1899 aan het Levendaal te Leiden geboren. Zijn ouders waren Johannes Bavelaar (1875-1942) en Lena den Os (1876-1952); Jan was het tweede kind in het gezin Bavelaar. In mei 1897 waren Lena en Jan gehuwd. Zuster Neel werd op zaterdag 30 oktober 1897 om 19.00 uur 's avonds geboren. Bij de doop van haar waren aanwezig Johannes den Os , 47 jaar, paardenslachter en Abraham den Os, 25 jaar en eveneens paardenslachter.Later werden nog eens een aantal kinderen geboren, onder wie Bram (1904) ,Koos (1907) en Dirk Jacobus (1916)
De familiegeschiedenis
Johannes Bavelaar stamt uit een oud Vlaams geslacht. De oudst bekende voorvader heet Willem Bavelaar en werd rond 1540 in het Vlaamse Houtkerke geboren..In het in 1983 verschenen boek over de Bavelaartjes, uit hout en ivoor gesneden kijkkastjes, lezen we het volgende:
Talrijke Nederlandse protestantse families zijn afkomstig uit Zuidwest-Vlaanderen, een streek die nu gedeeltelijk Frans en gedeeltelijk Belgisch is. Aan het einde van de 16e eeuw kwam daar een ware uittocht op gang van calvinisten die de greep van Spanje ontvluchten en zich in vrije Noordnederlandse steden vestigden. In Alkmaar, in Gouda, maar vooral in Leiden kwamen honderden Vlamingen een nieuw bestaan opbouwen. In de poorterboeken en in de oudste trouwboeken van de stad komt men ze tegen, de nieuwe burgers en de jonggehuwden uit Poperingen, Beveren, Hondschoote, Houtkerke en uit vele andere Zuidvlaamse plaatsen. Onder hen was Marcus Bavelaar'van Houtkerke'die in 1585 in Leiden trouwde met Janneke Waels, een jongedochter uit zijn geboortedorp. De eerste generaties konden de nieuwe Leidenaars zich aardig redden. Marcus'kleinzoon en naamgenoot liet zich in 1637 aan de universiteit inschrijven. Hij trouwde als koopman met Maria Batemans, eveneens van Vlaamse afkomst. Een van Marcus'kleindochters, de in 1630 geboren Janneke, trouwde Petrus Plancius, naamgenoot van de bekende zeevaartkundige en clavinistische predikant. Tot zijn nakomelingen behoort ook de zilversmid Cornelis Bavelaar (1692-1766), die ten onrechte wel voor een voorvader van Cornelis de kunstwerker werd gehouden. Tot een neventak van deze familie behoorden in het begin van de 18e eeuw twee grote gezinnen: Jacobus Bavelaar, een wieldraaier, die in 1700 trouwde met Lydia van Huysvesting, en Johannes Bavelaar, een caerdemaker (een caerde is een blok met ijzeren punten om de vezels van de te spinnen stof te ontwarren), die in 1707 Joanna van Dijkhuysen tot zijn echtgenote nam. Beiden betaalden f5,- belasting voor een inkomen tussen de f500,- en f 1000,-. Van deze echtparen stammen alle Leidse Bavelaarfamilies af, van het eerstegenoemde paar met name de kunstwerkers aan wie het te danken is dat het woord 'bavelaar' is terug te vinden in het woordenboek van de Nederlandse Taal.
Marcus Isaacksz Bavelaar is waarschijnlijk rond 1650 gehuwd. Het was het jaar van het eerste stadhouderloze tijdperk na de onbloedige revolutie. Op donderdag 14 april 1650 werd in de Hooglandsche kerk te Leiden Daniel Bavelaar gedoopt.In 1651 was er op 8 april een zonsverduistering. Het waren jaren van toenemende bestaansonzekerheid. Als gevolg van de eerste Engelse zeeoorlog was er in 1652-1653 sprake van een bestaanscrisis. Daarbij kwam de pestepidemie van 1655 in Leiden. Het jaar 1656 kende een recessie.In 1658 werd zoon Johannes Bavelaar geboren. Na 1658 werd er nog een zoon Cornelis geboren.
In 1672 was er een volksoproer en er was oorlog in de Nederlanden.
De in 1650 geboren Daniel Bavelaar huwde voor 1675 met Catharina Baack. Het echtpaar kreeg minstens drie kinderen, onder wie Isaack Bavelaar, die ca. 1675 werd geboren. Voor 4 november 1705 is Isaack overleden, 30 jaar oud. Het huwelijk tussen Daniel en Catharina werd voor woensdag 4 november 1705 ontbonden door overlijden. Daniel en Catharina woonden waarschijnlijk in een vrij donker en spaarzaam gemeubileerd huis. Er waren houten vloeren en er was meestal een bedstee.
Jacobus Bavelaar werd rond 1677 geboren. Jacobus overleed in augustus 1723, 46 jaar oud. Omstreeks 1680 werd vervolgens Johannes Bavelaar geboren. De jaren 1680-1700 waren moeilijke jaren voor de Leidse bevolking. Er heerste een slappe nering in de Leidse textiel. Het inwonertal in Leiden nam iets af. Had de stad in 1659 nog 70.000 inwoners geteld, in 1685 was dit aantal afgenomen tot 60.000 inwoners. De negenjarige oorlog, die van 1689 tot 1698 werd gestreden, had gevolgen voor de burger. Het jaar 1692 kende hoge levensmiddelenprijzen en er was voedselschaarste in 1693. Op 5 december 1695 was er weer een zonsverduistering. Het jaar 1698 kende een koude en vochtige lente.
Op zaterdag 24 juli 1700 trouwde Jacobus Bavelaar dan met Lydia Huysvesting. Er zijn dat jaar massale rellen in Leiden. In 1701 staken de wevers tegen de slechte omstandigheden. In 1707 huwde Johannes Bavelaar, op 27-jarige leeftijd met Joanna Dijkhuysen. In de periode 1708-1724 kreeg het echtpaar een achttal kinderen, onder wie: Daniel Bavelaar, gedoopt op woensdag 25 april 1708 in de Marekerk, Johannes Bavelaar, gedoopt op zondag 29 september 1709 in de Marekerk; Cornelia Bavelaar, gedoopt op woensdag 4 maart 1711 in de Pieterskerk; Jacobus Bavelaar, gedoopt op zondag 25 september 1712 in de Leidse Marekerk; Hendrina Bavelaar, gedoopt op vrijdag 28 juni 1715 in de Marekerk; Anthony Bavelaar, gedoopt op zondag 16 oktober 1718 in de Marekerk; Daniel Bavelaar, gedoopt op dinsdag 9 maart 1723 in de Marekerk en Anna Bavelaar, gedoopt op donderdag 18 mei 1724 in de Hooglandsche kerk.
De in 1709 geboren Johannes Bavelaar huwde op 25 juni 1735 met Marijtje Pers. In het bewaard gebleven trouwboek staat het volgende te lezen: Johannes Bavelaar, kaerdemakersknegt, jongman van Leyden, wonende in de Kraeyerstraat, vergesz. Met Roeland van der Linden, zijn goede bekende wonende in de Tweede Tweelingstraat op de Langegragt met Maria Pers, jongedochter van Leyden wonende in de Tweede Gortestraat, vergesz. Met Jacob, Mijntje Hooydonk haer moeder wonende alsvooren. Zij kregen minstens drie kinderen: Johannes, gedoopt op woensdag 14 december 1735 in de Pieterskerk. Johannes overleed in 1804 en werd begraven op de begraafplaats het Valke bolwerk. Dirk Bavelaar werd gedoopt op woensdag 23 april 1738 in de Pieterskerk. Voorts was er nog Jacobus Bavelaar die op zondag 10 april 1740 in de Hooglandsche Kerk werd gedoopt.
Johannes ging op 11 mei 1759 in ondertrouw met Lysbeth Pieterse. In het trouwboek lezen we: Johannes Bavelaar, rokjeswever, jongman van Leyden, wonende in de Klikstraat, vergesz. Met Marijtje Pers, zijn moeder wonende alsvooren met Lysbeth Pieterse, jongedochter van Leyden, wonende in de Vestestraat, vergesz. Met Rebecca van Steenstraaten, haar moeder, wonende als vooren.
Over de geschiedenis van de familie Bavelaar in de jaren 1760-1780 is minder bekend.
Johannes en Lysbeth kregen opnieuw een zoon Johannes. Deze ging op 8 oktober 1784 in ondertrouw met Catharina Koreman. In het bewaard gebeleven trouwboek lezen we:
Johannes Bavelaar, rokjeswever, jongman van Leyden, wonende in de Cingelstraat, vergeselschapt met Johannes Bavelaar den Oude, zijn vader, wonende op de Waartgragt met Catharina Koreman, jongedochter van Leyden, wonende in de Cingelstraat, vergeselschapt met Lijsje van Oosten haar moeder wonende alsvoren.
Zij kregen in ieder geval 1 zoon Jan Bavelaar, geboren 23 mei 1786 en gedoopt 25 mei 1786 te Leiden.
Op 11 januari 1788 hertrouwt Johannes met Sara Ket. Catharina is dan overleden. In het trouwboek lezen we: Johannes Bavelaar, wed. van Catharina Koreman, wonende op de Waartgragt, vergeselschapt met Johannes Bavelaar zijn vader wonende alsvoren met Sara Ket, jongedochter van Leyden, wonende in de Haverstraat vergeselschapt met Maria Ket haar zuster wonende op de Kalvermarct.
Uit het huwelijk met Sara Ket worden minstens negen kinderen geboren waaronder
Pieter Bavelaar, gedoopt 16 november 1788 in de Pieterskerk te Leiden
Jacobus Bavelaar, gedoopt op 22 mei 1791 in de Hooglandsche kerk te Leiden,
Gerrit Bavelaar, gedoopt op 26 maart 1794 te Leiden en nog een
Jacobus, die op 20 november 1796 in de Hooglandsche kerk te Leiden werd gedoopt. Voorts
Johannes Jacobus, op 7 juli 1799 gedoopt in de Hooglandsche kerk te Leiden en overleden op 7/1/1832,
Sara Maria Bavelaar, gedoopt 3 juni 1802 in de Hooglandsche kerk te Leiden
Abraham, op 21 november 1805 gedoopt in de Marekerk te Leiden en
Jacoba Bavelaar, geboren 11 juli 1808 en gedoopt 27 juli 1808 in de Pieterskerk te Leiden
Elizabeth, gedoopt op 6 maart 1811 te Leiden.
De op 26 maart 1794 gedoopte Gerrit Bavelaar trad op 24 april 1813 als wever in het huwelijk met Jannetje Bekooy(18) spinster, dochter van Jacobus Bekooy en Hester Baars. Gerrit woonde in de Looyerstraat. Bij de geboorte van zoon Cornelis (16 maart 1816) woont hij aan de Waardgracht.Op 16 januari 1827 werd dochter Hester Bavelaar geboren.
Op 7 april (volgens gezinskaart) 1836 treden Cornelis Bavelaar, wolscheider (1816) en Antonia Jansen (1816) in het huwelijk.
Negen kinderen:
Jannetje Bavelaar, geboren 27 mei 1836 te Leiden en overleden 6 juni 1836 te Leiden.
Willem Bavelaar, geboren 10 maart 1840 te Leiden.
Gerrit Bavelaar, geboren 11 januari 1843 te Leiden en overleden 5 februari 1843 te Leiden.
Jansje Bavelaar, geboren 25 november 1844 te Leiden en overleden 9 juli 1849 te Leiden.
Jansje Bavelaar, geboren 13 juni 1850 te Leiden. Partner David van As (geboren in 1854) huwelijksdatum 14 november 1877 te Leiden.
Cornelis Bavelaar, geboren 30 oktober 1852 te Leiden.
Mietje Bavelaar, geboren op 30 november 1857 te Leiden. Partner Johannes Scheffers. Huwelijksdatum 7 mei 1879 te Leiden.
In 27 juli 1837 (volgens gezinskaart) komt Jan Bavelaar ter wereld. Jan gaat naar de lagere school en is in staat te schrijven. Jan heeft zeker een broer Gerrit die op 14 juli 1871, geboren op 29 oktober 1847 (gezinskaart), in het huwelijk treedt met Anna Jacoba Selier. Gerrit is metselaar.
Jan Bavelaar huwt op 29 (volgens gezinskaart) mei 1861 met Johanna Overveld. Johanna Overveld werd op 20 februari 1839 geboren.Uit het huwelijk van Jan Bavelaar en Johanna Overveld worden 6 kinderen:
Cornelis Bavelaar, biersteker, geboren op 17 januari 1862, gehuwd met Johanna Plaizier, (geboren ca. 1865)dienstbode op 10 juni 1887.Jacobus Bavelaar, fabrieksarbeider, ca. 1864 geboren,ging op 6 juli 1888 in ondertrouw met Susanna Neuteboom, 23 –jarige dochter van Hendrik Neuteboom en Jacoba Stadelman.Johanna Bavelaar, geboren rond 1866, in ondertrouw op 2 oktober 1891 met Jan de Jong, toen een 27-jarige schipper. Ouders van Jan de Jong waren Cornelis de Jong en Geertrui Vermeulen.
Geertrui Bavelaar, geboren rond 1870, op 2 oktober 1896 in ondertrouw met David Pelt, grofsmid, 19 jarige zoon van Johannes Pelt en Maria Catharina Pine. Antonia Bavelaar, geboren rond 1873, op 11 november 1892 in ondertrouw met de 26-jarige schipper Willem van den Nieuwendijk. Johannes Bavelaar, steenhouwer, geboren aan de Waardgracht op 13 juli 1875 's nachts om half twee, op 5 mei 1897 in het huwelijk getreden met Lena den Os (8 /9/ 1876-11/11/1952), geboren op 8 september 1876 aan de Uiterstegracht.
Op 4 september 1899 werd hij geboren; het gebeurde op het Levendaal in Leiden. Zijn moeder droeg de naam Lena den Os en zijn vader de naam Johannes Bavelaar. Johannes was het tweede kind dat er geboren was in het steenhouwersgezin Bavelaar. Reeds in 1897 was een dochtertje geboren dat Neeltje heette en dat toen twee jaar was. Vader, die in 1875 geboren was en moeder die in 1876 ter wereld kwam, waren in ongeveer 1894 met elkaar in contact gekomen. Na drie jaren van eenswording vond op 5 mei 1897 de huwelijksvoltrekking plaats. Aangezien Lena den Os nederlands hervormd was werd er in de kerk getrouwd. De ouders van Lena den Os, Neeltje de la Rie en Johannes den Os hadden in de St-Jorissteeg 30 een vleeshouwerij. Er was letterlijk van alles te koop. Neeltje de la Rie stond dagelijks achter de toonbank en had dan een zwart gehaakt mustje op. De mensen leefden erg met elkaar. Rond 1905-1906 gaat Jan soms met zijn vader naar de kerk. Moeder Lena Bavelaar-den Os gaat niet mee naar de Hooglandsche kerk. Zij helpt vaak in de vleeschhouwerij van haar ouders. Johannes den Os, slager, laat een jas maken voor zijn kleinzoon Jan Bavelaar.
Toen Jan zes jaar oud geworden was op 4 september 1905, moest ook hij naar school. In die tijd waren schooljuffrouwen en schoolmeesters niet erg gemakkelijk, maar gelukkig was Jan Bavelaar niet zo'n lastig kind. Jan kwam in de eerste klas bij juffrouw Eftering te zitten. In die tijd woonde hij aan de Middelweg 19 te Leiden. De school was bij de Lange Brug. Ook in de tweede klas kwam hij bij juffrouw Eftering. Na de tweede klas te hebben doorlopen op de Lange Brugschool, ging Jan naar de Plantsoenschool alwaar hij in de derde klas bij een meester kwam te zitten. In 1907 had Jan zijn tweede broertje gekregen: Jacobus. Al in december 1904 was zijn eerste broertje Abraham ter wereld gekomen. Abraham kwam aan de Lange Gracht ter wereld, terwijl Jacobus Johannes in 1907 aan de Geregracht het levenslicht zag.Bertha de Jong is als verloskundige op 4 mei 1907, 's avonds om 19.00 uur bij de bevalling aanwezig. In 1908 kwam Jan bij een meester in de klas te zitten. Dat was in de Van der Werfstraat tegenover de baaihal. Daar kwamen ook veel weeskinderen voor onderwijs. Het weeshuis was aan de Hooglandse kerkgracht. In 1909 verhuist Jan naar Alphen aan de Rijn met zijn vader. Hij ging in de Hedastraat wonen, vlakbij de Spoorlaan. Jan zit in de vierde klas. De school was gelegen aan de Hoge Zijde in Alphen. Les kreeg Jan van meester Tolk. Op school kon Jan aardig goed meekomen en al gauw ging hij naar de vijfde klas. Wel was dat weer op een andere school, namelijk aan de Lage Zijde. Zijn meester werd meester Maas. Deze zou hij ook in de zesde klas als onderwijzer krijgen.
Het was in deze tijd dat Jan zijn kappersloopbaan begon. 's Woensdags- en 's zaterdagsmiddags hielp Jan kapper Pijpers die tevens kleermaker was. Jan moest dan de klanten inzepen en de vloer aanvegen. Tot ongeveer 1913 heeft Jan daar gewerkt
De periode 1909-1913 was een moeilijke periode voor het gezin Bavelaar. Lena den Os en Johannes Bavelaar hadden huwelijksproblemen. Ze gingen niet over tot echtscheiding, maar leefden wel een tijd lang gescheiden. In ongeveer 1913 werd het gezin herenigd en keerde ook Jan terug naar Leiden. Daar ging het gezin Bavelaar aan de Vollersgracht wonen bij aannemersbedrijf Luchtigheid. In die tijd was er aan de Vollersgracht ook een slagerij, deze slagerij was van Slierings. Het huis aan de Vollersgracht was eigenlijk een bovenhuis. Beneden woonde de familie De Koster. Mijnheer De Koster was schoorsteenbouwer van beroep. Jan was in deze periode inzeper bij kapper Wijnbeek aan de Haarlemmerstraat 10. Hij heeft daar van 1914 tot 1916 gewerkt.
Rond 1914, bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, is de familie Bavelaar in de St-Jorissteeg gaan wonen, omdat het huis aan de Vollersgracht hen niet beviel. Er was ruzie met de familie De Koster geweest. In 1916, op 29 februari werd er nog een broertje geboren. Dirk werd hij genoemd, naar zijn oom die leefde van 1881 tot 1944.
Toen, in 1916, verhuisde het gezin naar de Kraaierstraat 34. In 1916 ging Jan in de Morsstraat werken bij kapper Van Duuren, op de hoek van de Smidsteeg. In 1917 ging hij bij Leusveld werken aan de Koorevaarstraat 2. Leusveld was een volkszaak. In 1918 verhuisde het gezin Bavelaar naar de Hooigracht 37a. Op 7 augustus van hetzelfde jaar moest Jan in militaire dienst en wel bij de Morspoort. Jan was bij de infanterie. Er werd een mobilisatie afgekondigd in verband met de eerste wereldoorlog. Het brood was slecht in deze tijd.In zijn diensttijd is Jan oppasser geweest van een zoon van Abraham Kuyper die kapitein was. Jan moest onder meer zijn kleding en zijn schoenen schoon houden. Elke maand kreeg Jan hier vijf gulden voor. Aangezien Jan goed met schaar en mes overweg kon, is hij in zijn diensttijd ook nog compagniekapper geweest. Hij mocht toen onderofficieren knippen. Jan wilde dienstkapper worden en bijtekenen maar dat is toch niet doorgegaan.Op 1 november 1919 kwam Jan uit militaire dienst. Hij had toen niet meteen werk. Ongeveer zes weken heeft Jan toen zonder werk gelopen. Koos van den Berg, een vriend van Jan, heeft Jan toen aanbevolen om verpleger te worden. Een paar dagen is Jan toen gaan kijken op Endegeest. Dit beviel Jan niet: hij wilde kapper worden. Eind december 1919 is Jan bij kapper Smidtenaar gaan werken aan de Hooigracht 102. Van ongeveer 1917 tot 1918 is Jan aan een zangvereniging geweest: De stem des volks. Johannes Bavelaar sr. Was lid van de SDAP.
De periode 1920-1929
In deze periode heeft Jan bij kapper Smidtenaar gewerkt. Het werk daar bestond vooral uit het scheren van klanten. Die klanten bestonden voor meer dan de helft uit doktoren, ambtenaren, dominees en zakenlieden. Het werk moest nauwkeurig gebeuren. Al gauw werd Jan eerste bediende van kapper Smidtenaar. Gedurende deze periode heeft Jan aan de Hooigracht gewoond in een bovenhuis, bij boekdrukkerij Karstens. Beneden was een breierij van Rombout. Jan beleeft de tropische dagen in het voorjaar van 1922. In 1923 werd de vader van Jan, Johannes sr. Invalide. Hij is van ongeveer 1889 tot 1923 steenhouwer geweest. Hij werkte onder meer bij Soupaar aan de Herengracht, bij Ossevoort aan de Morsweg en bij Bink aan de Hoge Zijde te Alphen aan de Rijn. Toen Johannes invalide was geworden, kregen hij en zijn vrouw f 3,50 per week van de Raad van Arbeid. Jan gaf hen wel eens wat extra geld evenals de andere kinderen.Vader Bavelaar was in de jaren tot zijn overlijden in juni 1942 aan huis gekluisterd wegens zijn spierziekte. 's Zondags voor de middag dronk men een borreltje. Abrahams was een vriend van Johannes Bavelaar sr.Rond 1923 vindt een daling van de prijzen voor agrarische producten plaats. Het is de tijd van de charleston, de korte rok en het korte haar. De zaak van Smidtenaar was een keurige zaak. Men sprak er veel over de kerk. Rond 1925 zou Jan een tijdje op franse les zijn geweest op de Berlitz school aan de Turfmarkt. Hij ging toen samen met zijn oom Sjaak den Os (ca. 1883-1959).
Op 29 november 1926 laat Jan Bavelaar zich voor 6,5 cent per week verzekeren.
In de periode dat Jan bij Smidtenaar werkzaam was, moets hij 's ochtends om 8 uur present zijn. Tussen half een en half twee had hij dan een lunch pauze en daarna stond hij tot elf uur 's avonds in de zaak.
Op 14 maart 1928 huwt Jan's broer Abraham met Cis. Leden van de familie Bavelaar zijn bij de huwelijksvoltrekking aanwezig.
Jan beleeft de koude winter van 1928-1929. In februari 1929 is er de stadhuisbrand en Jan zegt zijn betrekking bij Smidtenaar op.
Het gezin Bavelaar was links georienteerd. Johannes Bavelaar sr. Was lid van de SDAP, zoon Jan is lid geweest van de stem des volks, een verlengstuk van de SDAP en zoon Abraham Bavelaar, in 1904 geboren, was lid van de AJC, de Arbeiders Jeugd Centrale.Jan Bavelaar ging in zijn jeugdjaren soms naar het volksgebouw. Op 1 mei liep Johannes Bavelaar sr. mee in 1 –mei optochten. Lena den Os was wat neutraler. Zij kwam uit een middenstandsgezin. Haar broers hadden een pension en een hondenhandel. De ouders van Johannes Bavelaar waren christelijk. Johanna Overveld was kerkelijk georienteerd en de grootvader van Jan (1899-1984) was ouderling.
De broer van Lena den Os woont in Den Haag en Jan gaat 's maandags soms met zijn moeder naar Den Haag. Jan houdt zich dan soms ziek.
Op 4 maart van het jaar 1929 nam Johannes Bavelaar de kapperszaak over van Ouwerkerk aan de Oranjegracht 2 te Leiden. Van 1929 tot 1945 had Jan een bediende Sjaak Carlie. De klanten aan de Oranjegracht, onder wie Lefeber, Philippo, Zirkzee, Verstraten en Fladderijn, bleven na geknipt of geschoren te zijn, altijd nog wat zitten om te praten. Men sprak over allerlei uiteenlopende onderwerpen. Het was aan het begin van de dertiger jaren dat Jan lid werd van de Leidse kappersclub 'Hulp en Vriendschap'. Deze club werd op 29 november 1880 opgericht. In 1930, toen de club 50 jaar bestond, werd er een foto gemaakt van de leden van de club. Vergaderingen werden gehouden in restaurant 'De Harmonie'aan de Breestraat te Leiden. En opnieuw liet Jan zich verzekeren. Op 5 oktober 1931 voor 8 ½ cent per week.
Het interieur van de kapsalon aan de Oranjegracht werd in Voorburg gekocht bij Van Vollenhoven. Johannes'broer Dirk heeft Jan bijgestaan in het bedrijf aan de Oranjegracht. De huur aan de Oranjegracht bedroeg 4 gulden per week. Als bediende in de herenkapsalon en vanaf 1936 in de dameskapsalon boven de herenzaak beneden.De dameskapsalon wordt later voortgezet door Dirk en Mien Huys- met wie hij op 17 oktober 1938 in het huwelijk treedt- in de Rijnstraat, bij Welling, een stucadoorsbedrijf.
In deze jaren reist Jan af en toe af naar Belgie. Hiervan getuigt zijn bewijs van Nederlanderschap dat hij op 5 augustus 1933 in ontvangst nam. Verder was er weinig tijd om uit te gaan. Jan had een druk beklante zaak. Wel gaat Jan soms naar de toneelvereniging van Nut en Vermaak. Deze vereniging gaf dikwijls toneelvoorstellingen in de stadsgehoorzaal.
Op 10 mei 1934 gaat Jan Bavelaar naar alle waarschijnlijkheid een dagje naar Belgie.
In de dertiger jaren was de prijs voor het scheren ongeveer een dubbeltje. Twee keer scheren kostte de klant 15 centen. Voor knippen werd een kwartje gerekend. Vooral in de jaren 1935-1939 heeft Jan het moeilijk gehad zich staande te houden, maar in 1940 braken pas echt moeilijke tijden aan, toen Nederland na 10 mei bezet werd door de nazi's. In de herfst van het jaar 1942 heeft Jan onderduikers gehad, toen er een razzia werd gehouden in de omgeving van de Oranjegracht. Het was in hetzelfde jaar dat de vader van Jan overleed. Zijn moeder bleef toen alleen achter en kreeg maandelijks 52 gulden weduwe-uitkering. Niet lang daarna kwam Jan in contact met een dorpsvrouw uit Rijnsburg. Anna van den Eijkel was haar naam en ze was tien jaar jonger dan Jan. Op 4 november 1943, op de verjaardag van Anna vond de verloving plaats en op 6 juli 1944 traden Anna en Jan in het huwelijk. Er was veel belangstelling en tot diep in de nacht werd er gefeest. Op 22 december 1944-middenin de hongerwinter- werd het dochtertje van Anna en Jan geboren: Lena Dieuwertje Bavelaar. Zij zou nog geen 53 jaar oud worden.
In 1946 verhuisde Johannes Bavelaar met zijn gezin van de Oranjegracht naar de Trompstraat te Leiden. In maart 1954 was hij 25 jaar zelfstandig en in oktober 1959 was hij 50 jaar kapper.
In die oktober-maand 1959 verscheen het volgende verslag in het Leidsch Dagblad:
Vijftig jaar 'knip-knip'
De heer J. Bavelaar (60 jaar) houdt van een gezellig praatje en van een huiselijke sfeer. Daarom voelde hij zich vijftig jaar geleden aangetrokken tot het kappersvak. Thans zou men de wenkbrauwen vragend optrekken als iemand verklaarde het kappersvak in te stappen omdat hij de sfeer in dit vak zo huiselijk vindt, want een huidige kapsalon met blinkend wit en chroom, airconditioning en elektrische hulpmiddelen maakt meestal eerder de lugubere indruk van een tandartsenatelier dan van een oord waar het gezellig toeven is. En om een aangenaam praatje te maken behoeft men evenmin kapper te worden, want de meeste klanten moeten een trein halen of hebben een dringende afspraak en dus geen tijd om te 'politieken', waarvoor vroeger het trambalkon en de kapsalon de aangewezen plaatsen schenen te zijn. Doch in de tijd , dat de heer Bavelaar, die deze maand dus vijftig jaar de schaar hanteert, zijn eerste wankele schreden (hij was toen tien jaar) in het kappersvak zette, was dat anders. 'De sfeer was gemoedelijker, zoals ik al zei, huiselijk. Naar de kapper gaan beschouwde men dikwijls als een 'uitje'. De kapsalon had een soort 'soos'-sfeer', verklaarde de gouden kapper. De heer Bavelaar woonde te Alphen toen hij op tienjarige leeftijd als leerling na schooltijd bij een kapper mocht gaan werken. Na drie jaar verhuisde hij naar Leiden. In een kapsalon op de Hooigracht bracht hij het na enige tijd tot eerste bediende en in 1929 kon hij op de Oranjegracht zijn eigen salon openen. In 1946 verhuisde de heer Bavelaar naar de Trompstraat, waar hij nu nog iedere dag met mes en schaar kruinen en baarden bewerkt. Op 4 november a.s. (tegelijk met de vijftigste verjaardag van zijn vrouw) zal de heer Bavelaar het jubileum in huiselijke kring vieren.
In de Vizier verscheen in 1959 het volgende stuk:
J. Bavelaar: knipt vijftig jaar moderne kapsels
In de kapsalon zit ik tegenover kapper Bavelaar, die een levendig man is. Hij vertelt gemakkelijk en veel, druk gebarend, zoals alleen kappers dat kunnen. En kapper is hij al een hele tijd. Precies vijftig jaar.'Vanaf mijn tiende jaar zit ik in het kappersvak. Ik begon als inzeper bij een kapper in Alphen aan de Rijn. Ja, inzepen is er nu haast niet meer bij,'voegt hij er aan toe, 'och, spijtig vind ik het niet. Je moet met je tijd meegaan, he'En kapper Bavelaar vindt dat hij met zijn tijd meegaat. Geen modern kapsel is hem te moeilijk, ook die Amerikaanse 'grashoofdjes'niet. Hij schiet in de lach en verslikt zich in d ekoffie. 'Ook kaalknippen is mij niet te moeilijk. Een paar weken geleden heb ik met mijn collega, studentenkapper Kees, groentjes kaal geknipt. Daar had ik een geweldig plezier in.'Wenst mijnheer kaal geknipt te worden, of moet alles eraf?'zei ik dan telkens. 'Zo'n berg haar, donker en blond, lag er op de vloer!'En hij wijst bijna tot aan het plafond van zijn winkel.'Vroeger, voor de oorlog, deed ik er met mijn broer nog een damessalon bij. Maar daar was niet veel in te verdienen. Wassen, knippen en onduleren 75 cent. Permanent een gulden. Nee, daar ben ik maar mee opgehouden. Leuk dat het in de Vizier komt, die lees ik zeker al een jaar of acht,'vervolgt hij dan, want adempauzes zijn er bij deze zestigjarige, die even levenslustig en druk is als een man van dertig, niet bij. Hij springt van de hak op d etak.'Ja, ik weet alles nog van vroeger, maar deze tijd interesseert mij het meest. Ik lees zoveel mogelijk vakbladen om bij te blijven. Er zijn tegenwoordig zoveel verschillende kapsels voor heren. Dertig jaar heb ik een eigen zaak en er is hier wat gelachen. Ik houd wel van een grapje. Laten we maar eens lachen, zeg ik altijd. Maar in de oorlog was dat wel moeilijk. Ik was blij als ze me eens met iets eetbaars in plaats van met geld betaalden. Een klant kwam altijd met een boterham met kaas binnen. Ja, dat zal ik nooit vergeten. Rijk heb ik het nooit gehad, maar dat hoeft ook niet. Ik ben er altijd wel gekomen en dat is voldoende. Zullen wij nog een sigaret roken?'Hij praat verder (hoe heb ik alles onthouden , he?), te veel om hier te vertellen. Want levenslustig is kapper Bavelaar uit Leiden beslist wel.
In 1963, op 25 november werd Johannes Bavelaar grootvader van zijn eerste kleinkind. Op 1 april 1971 werd Johannes Johnny geboren, zijn naar hem genoemde kleinzoon.
Op 4 september 1974 vierde Johannes Bavelaar zijn 75e verjaardag en in mei 1977 ging hij met pensioen.
Opnieuw verscheen er een bericht in de krant:
Leidens oudste kapper, Jan Bavelaar, kapt ermee
Leiden verliest weer een brokje ouderwetse degelijkheid en gemoedelijkheid, bovendien een haarsnijder van formaat. Over een paar weken legt Jan Bavelaar zijn messen, scharen en kam voorgoed neer. Dan zeept hij andermans kin niet meer in, al zal hij de gezellige praatjes in en rond de scheerstoel wel erg gaan missen. Jan Bavelaar is nu 77 jaar, äls hij het nog twee jaartjes had volgehouden, had hij zijn vak een halve eeuw uitgeoefend', berekent zijn vrouw-zelf tien jaar jonger- al roerend in de avondsoep. Van kapper Jan Bavelaar zelf kom ik niets aan de weet. Die wijst in zijn blauwgrijze jas (want hij is werkelijk met zijn tijd meegegaan) elke uitwuivende publiciteit van de hand. 'Geen poespas omdat er een kapper weggaat, ik hoef niet in het zonnetje te worden gezet' Mevrouw Bavelaar denkt daar anders over, 'maar ja, mijn man wil het nu eenmaal niet'Kapper Bavelaar is een vriendelijke baas die zijn beroepsuitoefening binnenskamers wil houden. Ook zijn winkeltje aan de Trompstraat ademt die sfeer. Van buitenaf bijna onherkenaar, met de schijn van een'besloten huis'. De geplooide vitrage onttrekt al het gescheer en geknip aan nieuwsgierige ogen. De haren kunnen er in alle rust vallen.'Geen verhaaltje, ik doe alleen mijn werk', houdt Jan Bavelaar stug vol. Leidens oudste kapper is nog kerngezond, alleen de benen willen niet zo best meer. Zo'n hele dag staan wordt bezwaarlijk. Daarom kapt de kapper ermee; in mei gaat het echtpaar naar een fraaie flat om bij te komen. Bavelaars opvolger zal waarschijnlijk wel iets meer rekenen dan Jan, die-alsof er nooit iets gedevalueerd was- bleef knippen voor een gulden of drie, vier. Als je emer wilde geven, vond Jan dat best, maar het hoefde niet want Bavelaar is al jaren onder de hoede van de AOW gesteld.'Zo'n kapper komt niet weerom. Dit wordt het afsluiten van een zeldzaam tijdperk: de knusse buurtsalon met d evaste scheerklanten, en een oude vakman die het niet kon laten. Voorbij ook de bijna tastbare herinnering aan een andere eerbiedwaardige Figaro: de eens zo befaamde Kees van Valderen aan de Kloksteeg. Daar assisteerde Jan vele malen in vroeger jaren, als de reus Van Valderen met de gespitste empire-snor aan de loepnde band stukwerk leverde als hij de massa's 'groene' onder handen nam. Van Valderen en Bavelaar, dat waren me er een paar. En nu mag Jan sputteren wat ie wil, hij krege toch het verhaaltje waar hij recht op heeft.
Vanaf 1979 werden geluidsopnamen met Johannes Bavelaar geregisteerd. Op 14 september 1984 kwam hij te overlijden in Leiderdorp.