6 november 2007
De leefomstandigheden in de 18e- en 19e eeuw
De omstandigheden waaronder onze voorouders hebben geleefd in de 18e en 19e eeuw waren meestal niet zeer rooskleurig. Daarover heb ik ook al in een eerdere bijdrage bericht. De stamhouders Van den Bos woonden in de 18e en 19e eeuw met name aan de Waardgracht(1738,1784), de 2e Rhijnstraat(1766), de Oranjegracht (1797), de Kraaierstraat(1814), de Vestestraat(1843) en de Middelste gracht(1859). Op de Waardgracht woonden kleine wevers. In 1748 woonden hier gemiddeld 3,62 bewoners per huis, tegen 5,85 bewoners per huis in 1832. Er ontbrak een riolering en het drinkwater was smerig, zodat ziektekiemen hier vrij spel hadden. De Waardgracht kende een hoge bewoningsdichtheid. Baby's, peuters en kleuters waren vaak ondervoed en de mannen, vrouwen en kinderen moesten voor een meestal mager loon werken. In 1859 blijkt uit een rapport dat de woningen aan de Uiterste en Middelste gracht absoluut onbewoonbaar waren en een bron voor velerlei ziekten vormden. De textielwerkers werkten tot het begin van de 19e eeuw aan huis. In de voorkamer stond het weefgetouw of spinnewiel, via een doorloop kwam men in de achterkamer met daaraan verbonden een keuken, een privaat en een plaats. Op de eerste verdieping werd geslapen en soms gekookt. Er was meestal geen dakbeschot en stro deed dienst als matras en vieze lompen vormden de deken. De situatie aan de Middelste gracht in 1859, ten tijde van de geboorte van Denijs van den Bos(1859-1913) was uiterst miserabel. Mensen woonden er in gangetjes en poortjes .