1 november 2009

Armoede en arbeid; Leiden's 19e eeuw (3)

Chronologie en thema Zou de titel een wat chronologische werkwijze impliceren, puur chronologisch ben ik niet te werk gegaan. Eerder zou men kunnen zeggen dat hier sprake is van een meer thematische opzet. Dat wil echter niet zeggen dat het begrip tijd geen fundamentele rol zou spelen; samenhang tussen gebeurtenis en tijd blijft een gegeven waar men rekening mee dient te houden. In de eerste gedeelten van de scriptie wordt in hoofdzaak de periode 1850-1900 onder de loupe genomen. In latere hoofdstukken wordt teruggegrepen op de eerste helft van de 19e eeuw. Een en ander wordt duidelijk wanneer men bedenkt dat de arbeidersbeweging zich laat verklaren uit de vroegste perioden van de vorige eeuw. Oorzaken van het arbeidersprobleem zijn in die tijd terug te vinden. Hypothesen en doel Per hoofdstuk heb ik gewerkt met een aantal hypothesen en veronderstellingen. In het eerste hoofdstuk ben ik uitgegaan van de gedachte dat de arbeiders en ambachtslieden de grootste bevolkingsgroep vormden. Voornaamste tegenstander van het proletariaat was de zogeheten 'bourgeoisie', de bezitters van de productiemiddelen. Om een niet te eenzijdig (Marxistisch) beeld van de bevolkingsstructuur op te roepen, treden hierbij ook andere groepen naar voren zoals:kleine zelfstandigen, middenstanders en handwerkslieden enz. enz. Hoofdstuk twee brengt de arbeidende klasse onder haar schijnwerpers. Wonen en werken staat hier centraal. Daarbij ben ik er vanuit gegaan dat de werkende stand een onaangenaam leven leidde. Dat dit zo was, lijdt geen twijfel. Vele mensen hadden het moeilijk. Men moet er wel voor waken niet te veel te generaliseren. Als reactie op de ellende verenigden de arbeiders zich in alle mogelijke organisaties: vakbonden, cooperaties, woningbouwverenigingen, club- en buurthuizen. De vraag wat de arbeiders ertoe bracht zich te verenigen, komt in het derde hoofdstuk om de hoek kijken. In het voorlaatste hoofdstuk treedt de cultuur naar voren. Cultuur nu is moeilijk te omschrijven en als zodanig is het ook moeilijk dit in een hoofdstuk te gieten. Toch is het onverstandig dit aspect weg te laten. Het werkstuk zou onvolledig zijn omdat cultuurhistorische elementen zouden ontbreken. Het laatste hoofdstuk gaat nader in op de vraag of de sociale zorg nut heeftgehad en in hoeverre zij heeft bijgedragen tot het oplossen van het arbeidersprobleem. Conclusie: De conclusie laat zien wat het onderzoek heeft opgeleverd. Daartoe heb ik aan het eind van ieder hoofdstuk een deelconclusie neergeschreven, welke samen een eindconclusie vormen. Aan de hand van die eindconclusie valt op te maken of de hypothesen juist zijn geweest.