1 december 2009
Armoede en arbeid;Leiden's 19e eeuw
De maatstaven die Marx hanteert bij zijn indeling van de bevolking zijn op zich zeer bruikbaar, echter niet voldoende om een meer realistisch beeld te krijgen van de Leidse samenleving in de periode 1800-1900. Weber (1864-1920), een Duits socioloog, lijkt me wat dit betreft een duidelijk realistischer visie te hebben. Hij gaat uit van drie groepen: klassen, statusgroepen en partijen. In deze theorie wordt een klasse gedefinieerd als een groep mensen met gelijke kansen in het economisch stelsel. Een statusgroep is een groep mensen die zich kan beroemen op een bepaald prestige of aanzien, terwijl een partij een groep mensen herbergt die een hoeveelheid macht heeft. Nu moet men niet denken dat de maatstaven die Weber hanteert de enig mogelijke zouden zijn. Tal van andere zijn denkbaar: opleidingsniveau, raciale afkomst, taal of dialect, godsdienst en ga maar door. Wel moet men dan eerst nagaan of bijv. raciale afkomst een zelfstandig verschijnsel, dan wel een afhankelijke factor is. De ervaring leert dat wanneer men hoog op de inkomensladder staat in negen van de tien gevallen ook op andere sociale ladders een niet onredelijke plaats krijgt toebedeeld. Als praktisch voorbeeld kan in dit verband opgemerkt worden de verhoogde kans die er bestaat een hoger ambt te bekleden wanneer meer en hoger onderwijs wordt genoten.