3 februari 2009
Het ontstaan van Leiden (vervolg)
Vroege Leienaars
Op basis van het vroege bestaan van zgn. mansi (=Latijn voor hoeven) kunnen we concluderen dat de 'autochtone' bevolking uit boeren bestond. Het overplaatsen van het grafelijk hof naar Leiden betekende de komst van de adel. In ruimer opzicht kunnen we spreken van patriciers. De stand van onvrije dienstmannen kunnen we in een adem met de adelstand noemen aangezien deze twee groepen niet los te zien zijn van elkaar. De komst van handwerks- en ambachtslieden naar Leiden kunnen we niet los zien van de ontwikkelingen in het gehele graafschap Holland; omstreeks 1250 namelijk was de handel en 'industrie' in Holland nog van weinig betekenis. Wel kan men spreken van een lakenindustrie van enige betekenis, maar de industrie bepaalde zich alleen tot dat wat nodig was voor eigen gebruik. Leiden kent ook al vrij vroeg lakennijverheid, al blijft landbouw een belangrijke plaats innemen. Wanneer de handel echter toeneemt in het Rijnland beginnen de graven het gebruik van de Hollandse binnenvaart te stimuleren. De Hollandse binnenvaart was een waterweg die Delft en Gouda met Haarlem verbond.