16 september 2009

Leiden rond 1800

Rond 1800 leefde 2/3 van de Leidse bevolking op of onder de armoedegrens of het bestaansminimum. Het aantal pro Deo-huwelijken in de periode 1761-1794 bedroeg 62%. Dat was nog hoger in de jaren 1700-1750. In de loop van de 18e eeuw nam het aantal middeninkomens dus toe. Rond 1750 was 17% van de bevolking arm, in 1815 kon 40% van alle huisgezinnen het lantaarn- en brandspuitengeld niet opbrengen. Excessieve duurtejaren waren 1795-1796, 1800-1801, 1811 en 1816-1817. Ook de familie Van den Bos had in deze jaren moeite de eindjes aan elkaar te knopen.